Determineren van aardewerk Verslag van Bas Mooij (Deel 6)

27 augustus 2018 Aardewerk Archeologie blog Middeleeuwen

Tijdens archeologische onderzoek wordt regelmatig aardewerk gevonden. Soms hele objecten, maar meestal alleen maar fragmenten. De bestudering van het aardewerk kan veel vertellen over de datering en aard van een vindplaats. In dit artikel wil ik kort uitleggen hoe het determineren van het aardewerk in zijn werk gaat.

Splitsen

Nadat het aardewerk is gewassen en gedroogd begint de volgende fase van het onderzoek: het determineren. Archeologen bedoelen hiermee dat ze het aardewerk gaan bekijken, sorteren op type en dateren. De eerste stap is het splitsen van het aardewerk. In deze fase wordt het aardewerk gescheiden van het overige vondstmateriaal zoals glas, natuursteen, ijzer en bot, etc.

Daarna wordt het aardewerk opgesplitst in twee delen: gedraaid en handgevormd aardewerk. Het gedraaide aardewerk is te herkennen aan de draairingen en aan het baksel wat meestal harder is dan het baksel van het handgevormd aardewerk. De draairingen zijn over het algemeen goed te herkennen, dit zijn de ringen die achterblijven op het aardewerk doordat het is gevormd op een draaischijf.

Het vroegmiddeleeuwse handgevormde aardewerk wat op de terpen gevonden word is voornamelijk kogelpot en terpaardewerk. Deze beide typen aardewerk lijken sterk op elkaar. Het terpaardewerk voelt meestal wat zachter aan, heeft soms een platte bodem en is gemagerd met plantmateriaal. Een magering is een materiaal wat aan de klei wordt toegevoegd om de pot sterker te maken. Het kogelpotaardewerk voelt wat harder aan en is over het algemeen ook harder gebakken. Kogelpotten hebben daarnaast ook nooit een vlakke bodem.

(Foto 1: Het determineren van aardewerk. Foto van B.J. Mooij.)

Voelen, kijken en vergelijken

Het determineren is niet slechts een kwestie van het bekijken van een scherf maar er komt meer bij kijken. Zo is het belangrijk voor een kenner om een scherf vast te houden en de structuur van het materiaal te voelen. Zo lijken bijvoorbeeld de aardewerksoorten Pingsdorf en Badorf sterk op elkaar maar voelen ze erg verschillend aan. Zo voelt Badorf erg glad aan terwijl Pingsdorf een schuurpapierachtige structuur heeft.

Tellen en wegen

Al het materiaal wat is gedetermineerd wordt gewogen en geteld. Dit wordt gedaan om inzichtelijk te maken hoe groot de scherven zijn. De grootte van de scherven geeft namelijk inzicht in de mate waarin de terp is aangetast en wanneer deze aantasting heeft plaatsgevonden. Bij recente aantasting mag worden verondersteld dat er grote scherven worden gevonden tijdens een veldkartering en dat deze scherven verse breukvlakken hebben (Kaspers en Sibma 2017, 52).

Randen

Alle randen van het gevonden vroegmiddeleeuwse aardewerk worden tevens apart bekeken en gedetermineerd. Op basis van een groot aantal archeologische onderzoeken zijn er standaardreeksen gemaakt met verschillende soorten aardewerk. Aan de hand van deze reeksen kunnen de randvormen goed gedateerd worden.

Database

Alle gegevens die zijn verzameld worden in een database ingevoerd. Zo worden alle aardewerkfragmenten per soort geregistreerd. Daarnaast wordt het aantal fragmenten en het totaalgewicht van elke aardewerkcategorie genoteerd. Op basis van de gegevens in de database worden vervolgens per perceel verspreidingskaarten gemaakt waarop te zien is waar welk aardewerk is gevonden en in welke hoeveelheid.

Tekenen en fotograferen

Tijdens het determineren wordt er ook een selectie gemaakt van representatieve fragmenten. Deze worden dan getekend en/of gefotografeerd. Archeologen laten bepaalde vondsten soms liever tekenen omdat op een tekening sommige details beter tot hun recht komen dan op een foto.

Pingsdorf

Na deze uitleg over het determineren van aardewerk leek het mij interessant om nog kort in te gaan op een veel voorkomende soort aardewerk, het Pingsdorf aardewerk. Meer informatie over het Pingsdorf aardewerk is hier te vinden: http://archeologie.frl/vondsten/Pingsdorf/

 

Gebruikte bronnen

Kaspers, A. & T. Sibma, 2017: Veldkarteringen in het terpengebied: een pilot in noordelijk Westergo. Paleo-aktueel 28, p. 49-58.