Achtergrond bij het onderzoek, importaardewerk – Verslag van Bas Mooij (Deel 3)

06 augustus 2018 Aardewerk Archeologie blog Middeleeuwen

Door informatie die archeologen hebben verkregen uit opgravingen, historische bronnen en metaaldetectorvondsten is gebleken dat de terpbewoners al internationale contacten hadden in de Merovingische periode.

(Foto 1: Veldkartering op de terpen in het voorjaar van 2018. Fotograaf: B.J. Mooij)

Zo is duidelijk dat er in die periode contacten waren met het Frankische gebied, maar ook met de Scandinavische en Angelsaksische wereld (Kaspers & Sibma 2017, 50). Het nu uitgevoerde karteringsonderzoek moet aanvullende gegevens opleveren over deze contacten.

Merovingische periode 

In de loop van de derde eeuw na Christus verzwakt het Romeinse gezag in het noordelijke deel van het rijk. Hierdoor zagen de Franken hun kans schoon en kwam het Nederlandse rivierengebied in hun handen, terwijl de Friezen in het noorden, midden en westen van het land woonden (Van Dinter 2009, 21).

In de periode na 300 na Christus is er in grote delen van Noord-Nederland sprake van een bewoningshiaat: een periode waarin er geen sprake lijkt te zijn van bewoning in een bepaald gebied. Dit komt waarschijnlijk doordat het landschap sterk veranderde door de sterk groeiende zoutwatermoerassen (Gerrets 1999, 102-103). Het Noord Nederlandse kustgebied wordt na een bewoningshiaat van ongeveer een eeuw opnieuw bevolkt door de Nieuwe Friezen uit Noord Duitsland en Jutland (Van Ginkel en Verhart 2009, 219).

Deze Friezen koloniseerden in de 5de en 6de eeuw het desolate West-Nederlandse kustgebied tot aan de Rijn- en Maasmonding (de Jonge 2006, 180). De grens tussen het Merovingische rijk en de Friezen lag net als in de Romeinse tijd bij de grote rivieren. In het Friese gebied zijn Frankische importproducten terug te vinden wat wijst op een stabiele relatie tussen de beide bevolkingsgroepen (van Ginkel en Verhart 2009, 224-225).

De Merovingische periode begint in de 5de eeuw en loopt door tot de 8ste eeuw en wordt gekenmerkt door een heerschappij van een dynastie van Frankische koningen. Zij regeerden over een regelmatig veranderend gebied in delen van het huidige Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. De Merovingische dynastie heeft haar naam gekregen van haar stamvader: Merovech. Hij leefde in de eerste helft van de vijfde eeuw. Helaas is er weinig bekend over Merovech als persoon, maar onder de heerschappij van zijn zoon Childeric nam de dynastie vaste vormen aan. De Merovingische koningen wisten alle Frankische stammen te verenigen en zo ontstond een groot Frankisch rijk dat strekte van een deel van Italië tot zuidoost Engeland (Jansen 1978, 38-39).

Waarom zoeken naar aardewerk?

In 2015 is een pilotproject gestart door het Terpencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van de provincie Fryslân. Dit project was gericht op archeologische veldkarteringen: het systematisch afzoeken van terpen op zoek naar archeologische vondsten (Kaspers & Sibma 2017, 49). In 2014 is door Johan Nicolay al vastgesteld dat de elite van Noordelijk Westergo een belangrijke rol vervulde in het toenmalige internationale handels- en uitwisselingsnetwerk. De veldkarteringen zijn erop gericht om meer bewijs te vinden voor deze theorie door aardewerk te verzamelen en te onderzoeken (Kaspers en Sibma 2017, 49).

Het onderzoek van aardewerk is een veel gebruikte onderzoeksmethode voor archeologen. Dit komt omdat meestal een groot deel van het vondstmateriaal binnen archeologische vindplaatsen bestaat uit aardewerk. Het biedt veel mogelijkheden tot diverse soorten van onderzoek en het is daarnaast goed te dateren (Krol 2018, 107-108).

Twee soorten

Het aardewerk uit de Merovingische periode is grofweg onder te verdelen in twee categorieën: namelijk handgevormd, lokaal aardewerk en geïmporteerd, gedraaid, ruwwandig en gladwandig aardewerk. Beide categorieën geven informatie over de vroegmiddeleeuwse samenleving.

Het handgevormde aardewerk is lokaal geproduceerd. Daardoor kunnen aan de hand van dit aardewerk de lokale en regionale ontwikkelingen worden bestudeerd (Krol 2018, 108). Het Merovingische ruwwandige en gladwandige aardewerk is daarentegen een importproduct en geeft meer informatie over interregionale handelscontacten tussen verschillende bevolkingsgroepen (Orton, Tyers & Vince 1993,26).

Ruwwandig aardewerk

Een belangrijke groep binnen het in Friesland gevonden aardewerk is het Merovingische ruwwandig aardewerk. Het zijn voornamelijk hardgebakken en op een draaischijf gemaakte potten met een vlakke bodem, zogenaamde Wölbwand-potten. Daarnaast wordt er ook in mindere mate biconische gladwandige potten geïmporteerd, het zogenaamde knikwandaardewerk.

De exacte oorsprong van het geïmporteerde draaischijfaardewerk is niet bekend maar er zijn meerdere productiecentra bekend in Nederland, Duitsland en België (Van Wersch et al. 2015, 489). Een belangrijk deel van het draaischijfaardewerk komt uit het Frankische Rijnland, en dan met name het gebied rondom Keulen en Koblenz. In het Duitse Rijnland zijn al meerdere grafvelden bestudeerd en het Frankische aardewerk is hierbij veel bestudeerd en is daardoor goed te dateren (De Koning 2018, 149). Het grote probleem met deze studies is dat ze zijn gebaseerd op gladwandige knikwandaardewerk terwijl het Merovingische draaischijfaardewerk wat in Nederland gevonden wordt vooral ruwwandig aardewerk is (De Koning 2012, 118).

Nederlandse chronologieën

De Nederlandse aardewerkspecialisten dateren het gedraaid aardewerk op basis van chronologieën van gedraaid aardewerk dat is gevonden in nederzettingen. De eerste chronologische reeks is ontwikkeld door Menno Dijkstra. Deze reeks is ontwikkeld op basis van een opgraving van het abdijterrein in Rijnsburg en kan alleen worden gebruikt voor de datering van Wolbwandtöpfe (Dijkstra 2006)De tweede reeks is gemaakt door Gerrits en de Koning op basis van de opgraving van de terp Wijnaldum-Tjitsma. Dit is een typologische reeks voor kook en opslagpotten, kruiken, schalen en borden (de Koning in voorbereiding).

De terp Wijnaldum-Tjitsma is in 1991- 1993 voor 17% opgegraven en hierbij zijn sporen uit de Romeinse tijd (12 v. Chr.) tot en met de volle Middeleeuwen (tot 1250 n. Chr.) aangetroffen (De Koning 2018, 148). Tijdens de opgraving zijn grote hoeveelheden Merovingisch importaardewerk aangetroffen: sommige aardewerkcontexten bestonden zelfs voor 90% uit importaardewerk. Op Wijnaldum-Tjitsma zijn meer dan 5.500 fragmenten gedraaid Merovingisch aardewerk en 3.500 fragmenten Karolingisch draaischijfaardewerk verzameld (De Koning 2018, 149).

 

Meer informatie

Een voorbeeld van Ruwwandig Merovingisch aardewerk zal vrijdag worden besproken in mijn nieuwe artikel.

Gebruikte Bronnen

Dinter Van, M., De landschappelijke en historische context. In: Nokkert, M., A.C. Aarts en Wynia, Vroegmiddeleeuwse bewoning langs de A2 Een nederzetting uit de zevende en achtste eeuw in Leidsche Rijn. Basisrapportage Archeologie 26 Utrecht.

Dijkstra, M.F.P., 2006. Randindeling ruwwandige kookpotten uit de Merovingische periode voor West-Nederland, gebaseerd op de opgraving Rijnsburg-Abdijterrein. Amsterdam: UvA-AAC.

Gerrets, D.A., & J. de Koning 1999: Settlement development on the Wijnaldum-Tjitsma terp, in: J.M. Besteman et al. (eds.), The excavations at Wijnaldum. Reports on Frisia in Roman and Medieval times 1, Rotterdam / Brookfield, 73-125.

Ginkel, E. van & L. Verhart, 2009. Onder onze voeten. De archeologie van Nederland. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

Jansen, H.P.H., 1978. Geschiedenis van de Middeleeuwen. Utrecht/Antwerpen: Uitgeverij Het Spectrum

Jonge, W. de, J.G.A. Bazelmans & D.H. de Jager (eds), 2006. Forum Hadriani. Van Romeinse stad tot monument. Utrecht: uitgeverij Matrijs.

Kaspers, A. & T. Sibma, 2017: Veldkarteringen in het terpengebied: een pilot in noordelijk Westergo. Paleo-Aktueel 28, p. 49-58.

Koning, de, J. 2012, Het aardewerk. In: J. Dijkstra: Het domein van de boer en de ambachtsman. Een opgraving op het terrein van de voormalige fruitveiling te Wijk bij Duurstede: een deel van Dorestad en de villa Wijk archeologisch onderzocht. ADC-monografie 12. P.117-236.

Koning, de, J. 2018: Trans Flehum. Wijnaldum, Den Burg, Texel, Westergo: het Vlie als verbinder en grens. Fragmenten uit de rijke wereld van de archeologie, Jaarverslagen voor de vereniging voor terpenonderzoek 99.  p. 146-156.

Krol, T. 2018: Aardewerk in Angelsaksische stijl en de veranderingen in Noord-Nederland in de 4de en 5de eeuw. Fragmenten uit de rijke wereld van de archeologie, Jaarverslagen voor de vereniging voor terpenonderzoek 99.  p. 107-112.

Orton, C., P. Tyers & A. Vince, 1993. Pottery in Archaeology. (Cambridge Manuals in Archaeology). Cambridge: University Press.

Wersch, L., van, Y. Coquinot, F. Mathis, A. Bouquillon, 2015: let ateliers de poiers mérovingiens dans la vallée Mosane : étude des productions. In : F. Thuillier/E. Louis (eds.), Tourner autour du pot… Les ateliers de potiers médiévaux du Ve au XIIe siècle dans l’espace européen. Actes du colloque international de Douai (5-8 octobre 2010), Caen, 487-498.