Het archeologische onderzoek van het terpengebied – Verslag van Bas Mooij (Deel 7)

03 september 2018 Archeologie blog Publiek Terpen

De Rijksuniversiteit Groningen kent een rijke onderzoeksgeschiedenis naar terpen en wierden. Het leek mij interessant om kort te kijken naar hoe het onderzoek in het terpengebied zich heeft ontwikkeld.

Eerste fase: het verzamelen van toevalsvondsten  

De eerste fase van het terpenonderzoek speelt zich af in de 19de eeuw en begint met een landelijk veldonderzoek van R. Westerhoff en G. Acker, die in 1827 en 1828 voor de eerste keer gericht Groningse wierden op lieten graven. Het onderzoek in de eerste fase was voornamelijk gericht op het verzamelen van toevalsvondsten en was niet of nauwelijks gericht op veldonderzoek (Bazelmans et al 2009, 9-10).

Het verzamelen van vondsten kreeg na 1845 een enorme impuls door de grootschalige afgravingen van terpen om vruchtbare aarde te winnen voor agrarische doeleinden (Van Bemmelen 1868, Wiersma 1906 en Arjaans 1991). Het grootste deel van de archeologische vondsten uit Noord-Nederland zijn verzameld tijdens de commerciële terpafgravingen tussen 1845 en 1945 (Miedema 1983, Knol 1993 en Volkers 1992).

Tweede fase: gericht veldonderzoek  

In de tweede fase werden de commerciële terpafgravingen gecombineerd met gericht veldonderzoek. Deze onderzoeken werden gestimuleerd door de Leeuwarder jurist P.C.J.A Boeles en de Leidse hoogleraar J.M. van Bemmelen (de Weerd 1962). In 1905 werd tijdens de commerciële afgraving van de terp van Hegebeintum een vroegmiddeleeuws grafveld gevonden en in 1916-1917 werd de terp van Dorkwerd en Wierhuizen aangekocht met als doel deze archeologisch te onderzoeken (Van Es et al. 2008, Van Giffen 1917; 1918).

De jaren tot en met de Tweede Wereldoorlog zijn zeer belangrijk voor het terpenonderzoek. Zo werd in deze periode het onderzoek in Ezinge (1923-1934) uitgevoerd waarbij technieken werden ontwikkeld die tot de dag van vandaag worden gebruikt voor terponderzoek (Van Giffen 1936 en Bazelmans et al 2009, 11).

Derde fase: wettelijke bescherming

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is een initiatief opgestart om de terpen en wierden te inventariseren in een ‘terpenplan’ om zo de bescherming mogelijk te maken (Halbertsma 1963, 5-10). Het terpenplan diende als uitgangspunt voor de bescherming van een in 1943 uitgevaardigde bepaling door het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming (Halbertsma 1944). In 1963 werd deze bepaling opgevolgd met de Monumentenwet en onder deze wet werden vele terpen in de loop der jaren beschermde archeologische monumenten (Bazelmans et al 2009, 13 en Lauwerier & Lotte 2002, 27-29).

Na de Tweede Wereldoorlog tot aan de jaren ‘90 van de vorige eeuw werd het terpenonderzoek gekenmerkt door wisselvalligheid. Er vond af en toe intensief en groot veldwerk plaats, maar ook enkele kleine opgravingen. Al dit onderzoek is slechts bij uitzondering geheel uitgewerkt en gepubliceerd (Bazelmans et al 2009, 12).

Vierde fase: hernieuwd veldwerk

De vierde en huidige fase van het terpenonderzoek wordt gekenmerkt door een grote mate van diversiteit in het onderzoek. De verbreding van het archeologisch veld door de invoering van het Verdrag van Valletta en de komst van de commerciële bedrijven spelen hierbij een grote rol (Bazelmans et al 2009, 12).

Het begin van deze fase valt samen met de grote opgraving van Wijnaldum (1991-1993) (Bazelmans et al 2009, 12). Hoewel de resultaten van het veldwerk omstreden zijn, was de opgraving wat betreft publieke belangstelling maar ook wetenschappelijk gezien een succes (Besteman, Bos & Heidinga 1992; Besteman et al. 1999). Na Wijnaldum is er aan het einde van de jaren ’90 nog een meerjarig steilkantenonderzoek geweest waarbij een zestal terpen is onderzocht in Wommels-Stapert (1994), Winsum-Bruggeburen (1997-1998), Dongjum (1998), Birdaard (1998), Peins (1999) en Englum (2000) (Bazelmans et al. 1999; Nieuwhof 2006, Bos et al. 1998; Galestin 2000; 2002(a en b)).

Toekomstig onderzoek

De komende jaren wordt de terpenarcheologie gestimuleerd door meerdere projecten. Zo investeren de provincie Fryslân en het terpencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen in een terpendatabase waarin historische informatie over terpen voor wetenschappers en publiek toegankelijk zijn. De samenwerking met vrijwilligers is hierbij van groot belang omdat zij een grote kennis hebben van de regio. Daarnaast zal de focus ook liggen op het uitwerken van oud onderzoek. Er zijn nog tientallen projecten die nog uitgewerkt moeten worden waaronder Ezinge en Wijnaldum. (De Langen et al 2016, 57).

Daarnaast is het de bedoeling om de komende jaren het veldwerk te continueren. Naast een studie naar het importaardewerk, wat voor een gedeelte uit nieuwe veldkarteringen wordt verzameld, zullen ook meerdere terpen worden onderzocht met behulp van boringen, proefputjes en proefsleuven (De Langen et al 2016, 57).

Laatste vondst: het snorrebot

Als laatste vondst in deze serie kijken we naar een mooi snorrebot wat is gevonden bij Wijnaldum. Meer informatie over het snorrebot is hier te vinden: http://archeologie.frl/vondsten/Snorrebot/

 

Gebruikte bronnen

Arjaans, J., 1991: Terpafgravingen in Friesland, Jaarverslagen van de Vereniging voor Terperonderzoek 75, 45-55.

Bazelmans, J., H. Groenendijk, G. de Langen, J. Nicolay & A. Nieuwhof, 2009. De grote prehistorie en protohistorie van Holoceen Noord-Nederland, versie 2.0. Nationale onderzoeksagenda archeologie, Leeuwarden.

Bemmelen, J.M. van, 1907: Beschouwing over het tegenwoordige standpunt onzer kennis van de Nederlandsche terpen, Leiden.

Besteman, J.C., J.M. Bos & H.A. Heidinga 1992: Graven naar Friese koningen. De opgravingen in Wijnaldum, Franeker.

Besteman, J.M., J.M. Bos, D.A. Gerrets, H.A. Heidinga & J. de Koning (eds.) 1999: The excavations at Wijnaldum. Reports on Frisia in Roman and medieval Times 1, Rotterdam.

Bos, J.M., M.J.L.Th. Niekus, J. Scheffer & T.B. Volkers 1998: Opgraving WinsumBruggeburen: Romeinen in Friesland! Paleo-Aktueel 9, 65-69.

Es, W. A. van, E. Knol, G.L.G.A. Kortekaas & A. Nieuwhof (red.), 2008: Om een profiel der afgraving te bezien. Na 100 jaar terug naar Dorkwerd (= Jaarverslagen van de Vereniging voor terpenonderzoek 92), Groningen.

Galestin, M.C., 2000: Winsum-Bruggeburen, first report on the excavation. An early Roman outpost among the Frisians? Part one: the Roman coins Palaeohistoria 41/42, 225-236.

Galestin, M.C., 2002(a): Winsum-Bruggeburen, second report on the excavation. The Roman pottery. Palaeohistoria 43/44, 435-468.

Galestin, M.C., 2002(b): Winsum-Bruggeburen, third report on the excavation. Bronze and other Roman finds. Palaeohistoria 43/44, 469-482.

Giffen, A. E. van, 1917: Voorlopig verslag van het proefonderzoek der wierde, “de Wierhuizen” te Jukwerd bij Appingedam in 1916. Jaarverslagen van de Vereniging voor Terpenonderzoek 1, 7-31.

Giffen, A. E. van, 1918: Verkort Verslag. Opgraving te Wierhuizen 1917. Jaarverslagen van de Vereniging voor Terpenonderzoek 2, 4-22. Knol, E., 1993: De Noordnederlandse kustlanden in de Vroege Middeleeuwen, Groningen (proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam).

Giffen, A.E. van, 1936: Der Warf in Ezinge, Provinz Groningen, Holland, und seine westgermanischen Häuser, Germania 20, 40-47.

Halbertsma, H., 1944: Inventaris van terpen en wierden in de provinciën Friesland en Groningen. Samengesteld in opdracht van het Departement van Onderwijs, Wetenschappen en Kultuurbescherming, Juli 1943-Juli 1944, Groningen.

Halbertsma, H., 1963: Terpen tussen Vlie en Eems. Een geografisch-historische benadering, Groningen.

Langen, G.J. de, J.A.W. Nicolay, M. Schepers, A. Nieuwhof, D. Postma, M. Bakker, T.W. Varwijk, W. Prummel, G. Aalbersberg en P.C. Vos, 2016, Stand van onderzoek, het terpenlandschap als actueel onderzoeksthema. In: Het Nederlands landschap. Tijdschrift voor landschapsgeschiedenis. Jaargang 34, nummer 1. Uitgeverij Matrijs Utrecht.

Lauwerier, R.C.G.M., & R. Lotte 2002: Archeologiebalans 2002, Amersfoort.

Miedema, M., 1983: Vijfentwintig eeuwen bewoning in het terpenland ten noordoosten van Groningen, Amsterdam.

Nieuwhof, A., 2006: Changing landscape and grazing: macroremains from the terp Peinseast, province of Friesland, the Netherlands. Vegetation History and Archaeobotany 15, 125-136.

Volkers, T.B., 1992: Concordantie op de terpenboeken, in: M.C. Galestin & T.B. Volkers (eds.), Terpen en terpvondsten in Friesland, Groningen, 39-121.

Wiersma, J.P., 1906: Lijsten behoorende bij de Friesche Terpenkaart in 1906 vervaardigd door de heer J. Wiersma, door invulling van een historisch-statistische schetskaart met behulp van de door hem voor de Registratie gedane opgaven, Ferwerd (ms. Fries Museum, met twee aanvullingen).

Weerd, M.D. de, 1962: Bibliografie van het op oudheidkundig en geschiedenis betrekking hebbend wetenschappelijke oeuvre van mr. P.C.J.A. Boeles, De Vrije Fries 45, 18-31.