Ruwwandig Merovingisch aardewerk

Aardewerk Archeologie blog Veldkarteringen

Wat is het: Merovingisch Ruwwandig aardewerk

Waar gevonden: Wijnaldum-Tjitsma

Materiaal: Aardewerk

Datering: 400-740 na Chr.

Te bekijken: Deze vondst wordt momenteel onderzocht

en is nog niet tentoongesteld.

Extra informatie: De weergegeven schaalbalk is 5 cm lang.

Fotograaf: B.J. Mooij.

Herkomst

De exacte oorsprong van het geïmporteerde draaischijfaardewerk is niet bekend maar er zijn meerdere productiecentra in Nederland, Duitsland en België (Van Wersch et al. 2015, 489). Een belangrijk deel van het draaischijfaardewerk komt uit het Frankische Rijnland en de Eifel. Het is alleen erg moeilijk om baksels te koppelen aan een bepaald herkomstgebied. Dit komt omdat meerdere productiecentra waarschijnlijk min of meer dezelfde potten produceerden. Hierdoor is het determineren en dateren van Merovingische aardewerkfragmenten vrij complex (De koning 2012, 117).

Onderzoek geschiedenis

Voor een lange tijd is het onderzoek van Böhner uit 1958 gebruikt als uitgangspunt voor het dateren van Merovingisch draaischijfaardewerk. Böhner heeft de vele grafvelden rondom Trier onderzocht en heeft op basis van de grafvondsten een typologie opgesteld voor Merovingisch draaischijfaardewerk.  In 1998 verscheen het proefschrift van Siegmund dat een statistische bewerking bevat van grafinventarissen uit het Neder-Rijngebied. Een herziene versie van dit werk kwam in 1999 tot stand in samenwerking met Nieveler. Deze studies kunnen worden gezien als het nieuwe uitgangspunt voor het onderzoek naar Merovingisch draaischijfaardewerk. Het grote probleem met deze studies is dat ze zijn gebaseerd op gladwandige knikwandaardewerk terwijl het Merovingische draaischijfaardewerk wat in Nederland gevonden word vooral ruwwandig aardewerk is (De Koning 2012, 118).

Randvormen

Hoewel de Wölbwandpotten niet de grootste vondstcategorie vormt in de Neder-Rijnse typologie is het wel de dominante ruwwandige aardewerkvorm die terug wordt gevonden in het Nederlandse kustgebied. Het Merovingische ruwwandige aardewerk is voornamelijk te herkennen en te dateren aan de hand van de potvorm en met name randvorm (de Koning 2012, 120).

De Nederlandse aardewerkspecialisten dateren het gedraaid aardewerk op basis van chronologieën van gedraaid aardewerk dat is gevonden in nederzettingen. De eerste chronologische reeks is ontwikkeld door Menno Dijkstra. Deze reeks is ontwikkeld op basis van een opgraving van het abdijterrein in Rijnsburg en kan alleen worden gebruikt voor de datering van zogenaamde “Wolbwandtöpfe” (Dijkstra 2006).

De tweede reeks is gemaakt door Gerrits en de Koning op basis van de opgraving van de terp Wijnaldum Tjitsma. Dit is een typologische reeks voor kook en opslagpotten, kruiken, schalen en borden (de Koning in voorbereiding). Helaas zijn beide typologische reeksen nog niet gepubliceerd.                                                                                                                                                     

Gebruikte bronnen

Dijkstra, M.F.P., 2006. Randindeling ruwwandige kookpotten uit de Merovingische periode voor West-Nederland, gebaseerd op de opgraving Rijnsburg-Abdijterrein. Amsterdam: UvA-AAC.

Koning, de, J. 2012, Het aardewerk. In: J. Dijkstra: Het domein van de boer en de ambachtsman. Een opgraving op het terrein van de voormalige fruitveiling te Wijk bij Duurstede: een deel van Dorestad en de villa Wijk archeologisch onderzocht. ADC-monografie 12. P.117-236.

Wersch, L., van, Y. Coquinot, F. Mathis, A. Bouquillon, 2015: let ateliers de poiers mérovingiens dans la vallée Mosane : étude des productions. In : F. Thuillier/E. Louis (eds.), Tourner autour du pot… Les ateliers de potiers médiévaux du Ve au XIIe siècle dans l’espace européen. Actes du colloque international de Douai (5-8 octobre 2010), Caen, 487-498.